
Jurisprudentie
ZJ0025
Datum uitspraak2000-05-30
Datum gepubliceerd2002-06-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00021
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-06-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00021
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 00/00021
30 mei 2000
CJIB 26212819
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Middelburg
van 1 maart 2000
betreffende
[betrokkene], (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Middelburg ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling van de bestreden beslissing
3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd van fl. 180,- ter zake van "niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht", welke gedraging zou zijn verricht op 13 april 1999 op de A. Fokkerstraat te Goes.
3.2. De betrokkene heeft niet bestreden voormelde gedraging te hebben verricht.
3.3. In zijn beroepschrift aan de officier van justitie heeft de betrokkene het volgende aangevoerd:
"In verband met een wegreconstructie aan de A. Fokkerstraat te Goes zijn er tijdelijke verkeerslichten opgesteld. Het bedrijf waar ik werkzaam ben [naam bedrijf] is gelegen aan de A. Fokkerstraat nr. 8. De in- en uitrit van ons bedrijf ligt precies tussen de tijdelijke verkeerslichten (zie bijlage). Een situatie die geen schoonheidsprijs verdient, maar gezien de situatie niet anders kan.
Omdat het op zich een ingewikkelde constructie betreft, kunnen er soms rare verkeerssituaties ontstaan. Vooral als er (auto)verkeer is wat zowel rechtdoor als linksaf buigt en waar dan ook de fietsers nog tussendoor moeten. Op die bewuste morgen was dat ook weer het geval , bovendien was het regenachtig. Er stonden bij de lichten fietsers die ineens linksaf sloegen, de Industriestraat in. Deze heb ik voor laten gaan en ben daarna gelijk onze inrit opgereden.".
3.4. Bij beslissing van 26 september 1999 heeft de officier van justitie het beroep ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen -zakelijk weergegeven-, dat er geen feiten en omstandigheden zijn op grond waarvan het opleggen van een sanctie achterweg had moeten blijven.
3.5. In zijn beroepschrift aan het kantongerecht heeft de betrokkene het volgende aangevoerd:
"Naar aanleiding van het ongegrond verklaren van mijn beroep tegen geconstateerde overtreding, vraag ik u nogmaals de bijgevoegde stukken te bekijken, omdat de verkeerssituatie met tijdelijke lichten duidelijk afweek van een situatie met vaste lichten. Ter verduidelijking: die bewuste morgen reed ik mee in de stroom auto's en fietsers. Bij het oprijden richting lichten sprong het licht op oranje. Gezien de verkeerssituatie t.a.v. de fietsers was stoppen onmogelijk.
Doordat de fietsers kris kras rond de auto's reden ontstond er oponthoud.
Tussentijds is het verkeerslicht net op rood gesprongen en rijd ik dan door de situatie gedwongen na één seconde door rood.
Bij navraag bij de ANWB en de leverancier van de verkeerslichten fa. Siemens is gebleken dat verplaatsbare verkeerslichten wel degelijk een kortere tijd op oranje kunnen staan dan vaste lichten, zij moeten telkens opnieuw worden afgesteld.
Bij navraag bij de aannemer van het werk is gebleken dat dit niet is gebeurd.
Er is dus afgeweken van het verkeersbesluit. Ook in hierboven geschetste situatie stonden de lichten korter op oranje dan bij vaste verkeerslichten. Als de lichten goed waren afgesteld dan was de overtreding binnen de marge gevallen.".
3.6. In hoger beroep heeft de betrokkene aangevoerd -kort samengevat-, dat het feit dat de verkeerslichten verkeerd stonden afgesteld, alsmede de plaatsing daarvan met daartussen de in- en uitrit van het kantoor waar de betrokkene ten tijde van de gedraging werkzaam was, omstandigheden zijn, waarmee bij de oplegging van de sanctie rekening moet worden gehouden.
3.7. Gelet op hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd, stelt hij zich kennelijk op het standpunt, dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft
plaatsgevonden, te weten de onoverzichtelijke situatie ter plaatse, de fietsers die kris kras rond de auto reden, alsmede de korte fase dat het verkeerslicht op oranje stond, het opleggen van een sanctie niet billijken, dan wel dat een lager bedrag van de sanctie zou moeten zijn vastgesteld.
3.8. Uit de door de betrokkene aangevoerde feiten en omstandigheden leidt het hof af, dat de betrokkene met een gematigde snelheid op het verkeerslicht afreed, dat de betrokkene eerst fietsers die linksaf sloegen voor heeft laten gaan en dat hij daarna de inrit van het bedrijf, waar de betrokkene werkzaam is, is ingereden. In aanmerking nemende, dat betrokkene blijkens zijn verklaring heeft waargenomen, dat het verkeerslicht bij het oprijden op oranje sprong en dat er oponthoud ontstond door het gedrag van de fietsers, kan het gegeven, dat eventueel sprake is geweest van een kortere oranje fase bij de tijdelijke verkeerslichten dan gebruikelijk bij vaste verkeerslichtinstallaties (voor zover hier sprake zou zijn geweest) niet leiden tot de conclusie dat het opleggen van de sanctie in volle omvang niet op zijn plaats is. Daarbij overweegt het hof, dat de opmerking van betrokkene, dat "gezien de verkeerssituatie t.a.v. de fietsers (...) stoppen onmogelijk (was)" niet een feitelijke onmogelijkheid inhoudt, maar kennelijk een gevoelen van betrokkene.
De door betrokkene aangevoerde omstandigheden ontslaan hem niet van de plicht acht te blijven slaan op de kleur van het verkeerslicht en wanneer dit in zijn richting rood licht uitstraalt de plicht tot stoppen na te leven.
3.9. De beslissing van de kantonrechter dient, gelet op het voorgaande, te worden bevestigd.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr Vellinga, in tegenwoordigheid van mr Wijma, als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2000.